De ''açaí paradox'': wat er werkelijk gebeurt in de Amazone
''We leven tegenwoordig in een wereld waar seizoenen geen rol meer (mogen) spelen in de toevoer van groente en fruit in de supermarkt.''
Nu ik zo-ongeveer de context rondom mijn onderzoek en de aanloop naar mijn veldwerk heb geschetst, zal ik inhoudelijk wat meer over mijn bevindingen vertellen.
Zoals ik al eerder vermeldde, is de vraag naar açaí enorm gestegen in de afgelopen jaren en zien veel internationale bedrijven daarom hun kans schoon om hier mee de markt op de te gaan. Voordat açaí populair werd, was het een inheems product, waar weinig mee te verdienen viel. Om deze reden werd de waarde keten rondom açaí weinig gereguleerd en gecontroleerd. Kinderarbeid speelde vaak (soms nog steeds) een grote rol tijdens het oogsten van açaí. Omdat de vraag op de internationale markt is gestegen, mag kinderarbeid absoluut geen rol meer spelen in de internationale waardeketen. In Europa willen we immers geen fruit eten dat door kinderen geplukt is. Daarnaast moet alles veilig gebeuren (zowel de voor veiligheid van de boeren als voor het bewaken van de voedselveiligheid van ons eten) en mag er niet ontbost worden, wat op zich een goede ontwikkeling is.
Deze internationale bedrijven eisen dit alles van boeren door middel van het opstellen en uitgeven van certificaten. Doormiddel van deze certificaten kan het fruit herleid worden naar de plek van oogsten. Op deze manier kunnen bedrijven controleren hoe en waar de açaí geoogst wordt en dus ook op mogelijke ontbossing en/of kinderarbeid handhaven. Dit klinkt als een goede ontwikkeling, toch?
Er is een heleboel wetenschappelijke literatuur te vinden over het gebruik van certificeringen. Wetenschappers zijn erg verdeeld over het feit of constructe lokale bevolkingen en gemeenschappen juist helpt of niet en of het de natuur nou daadwerkelijk beschermd.
In het geval van açaí is het verkrijgen van deze certificering vaak duur en veel lokale boeren dit niet kunnen betalen. Daarnaast is het proces van zo’n certificaat verkrijgen vaak erg bureaucratisch en voor veel lokale boeren lastig te begrijpen (veel mensen in de Amazone kunnen niet of beperkt lezen en schrijven).
Deze certificering constructies worden regelmatig opgezet door (goedbedoelde) initiatieven uit Amerika, Europa of door andere Westerse NGO’s. Niet bewust zijnde dat deze initiatieven vaak Westers georiënteerd zijn en daardoor niet altijd aansluiten op de plaatselijke realiteit. Daarnaast ontstaat er hierdoor een afhankelijkheidsrelatie tussen de partij die met de certificering werkt en/of verstrekt en de boer die aan deze certificering moet voldoen om de internationale markt op te kunnen. Dit houdt soms (vaker wel dan niet) oude koloniale structuren in stand tussen ‘Westerse’ landen en ‘niet Westerse’ landen, wat kan zorgen voor lokale spanningen op het moment dat dergelijke oplossingen worden voorgedragen in een bepaald gebied.
Certificering heeft om die reden meerdere effecten dan alleen het praktisch innoveren en reguleren van een waarde keten. De dilemma’s rondom certificering gelden overigens niet alleen voor açaí, maar voor bijna alle ‘gecertificeerde’ producten die in de supermarkt liggen. Denk aan ‘Fairtrade’ koffie, of het ‘Beter Leven’ keurmerk. Mijn boodschap is: geloof niet gelijk dat iets écht ‘fair trade’ is, of een ‘beter leven’ heeft gehad omdat het logootje op een verpakking staat.
Any way, om bovengenoemde redenen blijven veel boeren dus ‘niet gecertificeerde’ açaí verkopen, waarvan dus onduidelijk is hoe deze geoogst is en waar het vandaan komt. Hier kunnen kinderarbeid, ontbossing of andere gevaarlijke omstandigheden dus niet worden uitgesloten. Middelmannen spelen een grote rol in deze ‘informele’ keten. Deze mannen gaan met hun boten diep de Amazone in, halen de açaí op, en brengen het vervolgens naar een port waar ze het voor veel meer geld verkopen dan waarvoor ze het inkopen bij de boer. Deze middelmannen verdienen heel veel geld aan dit model en hebben dus ook geen profijt van het innoveren van deze keten (bv. door certificering).
Hetzelfde geldt eigenlijk voor de grote internationale bedrijven die açaí kopen bij wel-gecertificeerde boeren. Ondanks dat deze boeren gecertificeerd zijn, en dus wel wat meer geld verdienen dan niet-gecertificeerde boeren, trekken ook zij aan het kortste eind. Deze internationale bedrijven kopen de açaí relatief goedkoop op tijdens het oogst seizoen, hebben vervolgens de middelen om dit tot pulp te verwerken en gaan daarna de internationale markt op, waar ze de açaí voor euro’s of dollars kunnen verkopen en de prijzen daarmee dus flink over de kop gaan. De lokale boeren hebben niet de juiste kennis in huis of de financiële middelen om dit zelf te realiseren en hebben dus ook geen sterke onderhandelingspositie.
De lokale boer in de Amazone ziet dus weinig terug van de prijs die op de internationale markt tot stand komt (want açaí is niet goedkoop in de EU/USA). En ondanks dat de boeren dit zelf ook weten, kunnen zij niks veranderen aan het kapitalistische systeem waarvan zij de dupe zijn. En dat terwijl zij het belangrijkste én gevaarlijkste werk verrichten.
Een ander probleem dat opspeelt is dat de lokale açaí prijs stijgt omdat de vraag groter wordt. Er zijn families die açaí nog wel verkopen, maar het zich niet kunnen veroorloven om het zelf nog te kopen. En dat terwijl dit voedsel de basis van hun dieet vormt. Er is een debat gaande of de natuurlijke extractie van açaí wel volstaat is om de gehele markt te verzadigen. Natuurlijke açaí groeit immers maar een keer per jaar, en wij leven tegenwoordig in een wereld waar seizoenen geen rol meer (mogen) spelen in de toevoer van groente en fruit in de supermarkt.
Om het gat in deze natuurlijke extractie te dichten, komen de mono- plantages in beeld. De meningen zijn verdeeld of deze plantages het antwoord zijn om deze vraag op te vullen, maar het ondermijnd hoe dan ook de lokale producties binnen de gemeenschappen die nog wel met natuurlijke extractie werken. Alles wat doorgaans met mono-productie tot stand komt is goedkoper dan natuurlijke extractie, omdat er efficiënter gewerkt kan worden en de keten een stuk korter is. Er hoeven minder mensen aan dit product te verdienen.
Tevens is de kwaliteit van gecultiveerde açaí minder goed en worden er pesticiden gebruikt voor het groeien en beschermen van de açaí, maar dat lijkt de verkoop niet de stagneren.
In dit hele verhaal is er één actor die weinig in beeld is. En dat is die van de overheid. Internationale bedrijven domineren de markt in de Amazone en krijgen ook de ruimte om de markt naar hun hand te zetten. Tot nog toe lijkt de lokale overheid weinig belang te hebben bij het reguleren en monitoren van deze açaí markt, zoals dat nu wel gebeurt met bijvoorbeeld hout of soja.
Toch zijn er veel mooie initiatieven die lokaal tot stand komen. Families en boeren die zich verenigen tot coöperatieven en op die manier als gemeenschap wél aan certificering kunnen voldoen en daardoor erop vooruitgaan. Of NGO’s die mooie projecten realiseren in de Amazone om gemeenschappen te ondersteunen in hun producties. Hierbij speelt de overheid vaak een passieve rol en werkt soms zelfs tegen, afhankelijk van de heersende politieke macht.
Het trieste en uitermate frustrerende element aan dit verhaal is dat dit één van de zovele voorbeelden is. Bijna elk product dat in de supermarkt ligt, is een dergelijke vorm van commodificatie ondergaan. Er is al zoveel onderzoek gedaan naar (vroeger) inheemse producten zoals koffie, cacao of rubber die uiteindelijk gecommodificeert zijn geraakt omdat daar op de internationale markt veel geld mee verdiend kon worden.
Helaas is een economische markt volatiel en is de stijgende vraag van vandaag geen garantie voor de markt van morgen. En hoewel een daling in de economische markt zich vanzelf wel weer oplost, kunnen de lokale boeren en de bomen in de bos die daling in de vraag zichzelf niet oplossen. Bomen die zijn gekapt komen niet zomaar terug en boeren met opeens met een overproductie aan açaí, komen met hun handen in het haar te zitten.
Het is voor velen lastig, waaronder ook voor mijzelf, om een groeiende (of dalende) economie direct aan de natuur te kunnen relateren. Wij zien alleen een verwerkt en verpakt product in de supermarkt liggen, waarvan de afkomst toch vaak erg anoniem blijft en het moeilijk is voor te stellen dat dit uit de natuur komt (wat eigenlijk heel erg triest is). Toch zit hier vaak wel degelijk een gezicht achter, wij zien het alleen niet, en grote internationale bedrijven hebben daar baat bij.
Ondanks dat wij in de ‘Westerse’ wereld niet van onze fouten lijken te leren, doen de gemeenschappen dat in de Amazone wel. Steeds meer gemeenschappen komen erachter dat het combineren van verschillenden soorten gewassen, ook wel ‘agroforestry’ genoemd veel beter werkt dan het telen en oogsten van één soort. De mix van verschillende soorten gewassen zorgt voor de natuurlijke bescherming die deze gewassen nodig hebben en spreidt tevens het risico op over- of onderproductie van één van die gewassen, waardoor boeren een stabieler oogstseizoen kunnen creëren.
Hierdoor zijn ze minder afhankelijk van de internationale markt. Iedereen die ik heb gesproken, was optimistisch over de toekomst van de Amazone en de rol die açaí daarin kan spelen. Veel mensen die ik heb gesproken voor mijn onderzoek, wilde hieraan meewerken omdat ze meer aandacht willen voor dit verhaal. Dit is dan ook niet mijn verhaal, maar dat van de gemeenschappen in de Amazone. Want hoewel het commodificeren van fruit en groente het vaak de ondergang werd van de gemeenschap en de bijbehorende natuur, hoeft dat voor açaí (nog) niet het geval te zijn.
X